E-tip 2021-22: “WBTR”: Wet bestuur en toezicht rechtspersonen
Na een langdurig wetgevingsproces treedt op 1 juli 2021 de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR) in werking.
Het doel van de WBTR is om de regeling voor bestuur en toezicht bij de verschillende soorten rechtspersonen aan te vullen en te verduidelijken. In het bijzonder is de WBTR gericht op het verbeteren van de kwaliteit van het bestuur en toezicht bij coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen (OWM), stichtingen en tot slot verenigingen.
De WBTR voorziet in een aantal nieuwe regelingen en wijzigingen.
Taakvervulling bestuurders en commissarissen
Voor verenigingen, coöperaties, OWM’en en stichtingen is in de WBTR bepaald dat bestuurders en toezichthouders zich bij de vervulling van hun taak moeten richten naar het belang van de rechtspersoon en de daarmee verbonden onderneming of organisatie.
De hoofdelijke aansprakelijkheid voor bestuurders in de zin van artikel 2:9 BW wordt in de WBTR uitgebreid naar de toezichthouders. Dat betekent een verzwaring van de aansprakelijkheidsrisico’s voor de raad van commissarissen (RvC) en de raad van toezicht (RvT).
Uit de jurisprudentie (die weliswaar ziet op de nv/bv, maar vermoedelijk ook indicatief is voor hetgeen mag worden verwacht van een RvC of RvT bij verenigingen, stichtingen, coöperaties en OWM’en) volgt dat toezichthouders (o.a.) in strijd handelen met deze norm indien zij:
- niet betrokken zijn bij de rechtspersoon;
- niet doorvragen bij belangrijke kwesties
- niet letten op een tegenstrijdig belang;
- niet toezien op de schending van de boekhoudplicht en/of tijdige publicatie van de jaarcijfers;
- te laat ingrijpen als het mis lijkt te gaan;onvoldoende kritisch zijn op de plannen die door het bestuur zijn opgesteld;
- onvoldoende toezicht houden op de naleving van statutaire vereisten;
- onvoldoende kennis en kwaliteit in de RvC/RvT verenigingen.
Raad van Commissarissen/Raad van Toezicht
De WBTR creëert een wettelijke grondslag voor een toezichthoudend orgaan bij verenigingen, stichtingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen.
De WBTR introduceert de hoofdregel dat het bestuur de toezichthouders tijdig de voor de uitvoering van hun taak noodzakelijke gegevens dient te verschaffen. Dat houdt in dat het bestuur de toezichthouders ten minste eens per jaar schriftelijk op de hoogte dient te stellen van de hoofdlijnen van het strategisch beleid, van de algemene en financiële risico’s van de rechtspersoon en van de gebruikte beheers- en controlesystemen.
De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de toezichthouders zijn:
- het toezicht houden op het bestuur;
- het adviseren van het bestuur;
- het vaststellen van de statuten, het reglement van toezicht en het goedkeuren van het reglement van het bestuur;
- het benoemen, schorsen en ontslaan van het bestuur (tenzij anders geregeld in de statuten);
- het inrichten van de eigen werkzaamheden (denk hierbij aan de wijze van informatievoorziening, samenstelling en kwaliteit);
- eventuele andere in de statuten opgenomen afwijkende taken en/of bevoegdheden.
Aansprakelijkheid in faillissement
De faillissementsaansprakelijkheid (de huidige artikelen 2:138 en 2:248 BW) geldt met ingang van 1 juli 2021 voor bestuurders en toezichthouders van alle rechtspersonen, dus ook die van informele verenigingen en stichtingen die niet onderworpen zijn aan de heffing van vennootschapsbelasting.
Tegenstrijdig belang
De WBTR bevat een algemeen geldend wettelijk verbod voor bestuurders en toezichthouders tot deelname aan de beraadslaging en besluitvorming bij tegenstrijdig belang.
Beperking meervoudig stemrecht
De WBTR bepaalt dat statutaire regelingen die voorzien in de mogelijkheid dat één bestuurder of toezichthouder méér stemmen kan uitbrengen dan de andere bestuurders of toezichthouders tezamen, niet langer zijn toegestaan. Huidige regelingen omtrent meervoudig stemrecht van bepaalde bestuurders of toezichthouders blijven geldig tot vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de WBTR (1 juli 2026) of tot het moment dat de statuten worden gewijzigd (in die periode).
Belet en ontstentenis
In de WBTR is bepaald dat verenigingen, stichtingen, coöperaties en de OWM verplicht zijn om in de statuten een belet- en ontstentenisregeling op te nemen.
Ontslag bestuurders en commissarissen stichting
De rechter heeft na inwerkingtreding van de WBTR meer beoordelingsvrijheid ten aanzien van het ontslag van een bestuurder of toezichthouder op verzoek van het Openbaar Ministerie of een belanghebbende. Op grond van de WBTR is ontslag door de rechter van een bestuurder/toezichthouder namelijk mogelijk wegens verwaarlozing van taken, andere gewichtige redenen, ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van het bestuurderschap dan wel toezichthouderschap in redelijkheid niet langer geduld kan worden, of wegens het niet of niet behoorlijk voldoen aan een bevel van de voorzieningenrechter.
Tot slot: de WBRT in de (dagelijkse) praktijk
Vanaf de datum van inwerkingtreding (1 juli 2021) heeft de WBTR onmiddellijke werking. De WBTR verplicht evenwel niet tot een onmiddellijke wijziging van de statuten. Hiervoor is een overgangsperiode van vijf jaar (aldus tot 1 juli 2026) opgenomen. Wel is het verstandig om statuten en interne reglementen en/of protocollen van de rechtspersoon zo spoedig mogelijk in lijn te brengen met de WTBR. Als de statuten om andere redenen worden aangepast, moeten de statuten op dat moment in ieder geval ook in lijn worden gebracht met de WTBR. En denkt u ook aan een toereikende bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering.
Bron: site SRA, samenvatting Tamek